Instapeisen
- Er zijn minimaal 15 inheemse soorten grassen en niet-veredelde kruiden aanwezig per 25 m2 (zie meetmethode kruidenrijkdom).
- Uitsluitend hele percelen zijn toegestaan (niet alleen randen).
Beheervoorschriften
- Niet scheuren, spitten, ploegen, frezen, bloten of her-inzaaien.
- Niet bemesten met kunstmest en drijfmest.
- Bemesten met stalmest mag: maximaal 10 ton ruige stalmest per hectare per jaar.
- Tijdens rustperiode van 1 april tot minimaal 15 juni geen bewerkingen en niet beweiden of maaien.
- Extensieve voor- of najaarsbeweiding mag (maximaal 3 GVE / ha) (zie tabel hieronder).
- Jaarlijks minimaal één keer maaien.
- Chemische onkruidbestrijding alleen pleksgewijs (max 10% van de oppervlakte) voor haarden van probleemonkruiden, zoals akkerdistel, jacobskruiskruid, brandnetel, krulzuring en ridderzuring. Glyfosaat is niet toegestaan.
Advies
- Voor een grotere kruidenrijkdom liefst terughoudend zijn in de bemesting.
- Liefst 10% laten staan bij maaien of beweiding na 15 juni (dit geeft kruiden de kans om te bloeien en zo voedsel (nectar en stuifmeel) te produceren voor insecten). Ook bij de laatste snede in het jaar liefst 10% laten staan (dit biedt een overwinteringsplek voor insecten). Dit advies wordt in de toekomst mogelijk een beheervoorschrift.
- Bij voorkeur van binnen naar buiten maaien (voor de fauna).
- Het kruidenrijk grasland liefst kort de winter in laten gaan.
Omrekenpercentages van dieren in grootvee-eenheden (GVE) | |
Omschrijving | GVE |
Stieren, koeien en andere runderen ouder dan 2 jaar | 1,0 GVE |
Paardachtigen ouder dan 6 maanden | 1,0 GVE |
Runderen vanaf 6 maanden, maar niet ouder dan 2 jaar | 0,6 GVE |
Runderen jonger dan 6 maanden | 0,4 GVE |
Schapen, lammeren en geiten | 0,15 GVE |